Hedendaags diaconaat is oecumenisch: kerken, gemeenten en parochies, van welke snit ook, vinden elkaar in de bereidheid om er te zijn en iets te betekenen voor anderen en hulp te bieden aan naasten in nood. Voor die naasten in nood maakt het immers niet uit namens wie of wat er betrokkenheid wordt getoond, wordt geluisterd, geholpen – het gaat erom dat die betrokkenheid, aandacht en hulp er is. Onderlinge verschillen tussen kerken zijn voor de praktijk van het diaconaat geen beperking, integendeel. De verschillende gewoonten, tradities, werkwijzen en contexten van kerken, diaconieën en diaconale organisaties vullen elkaar aan en vergroten het bereik en de vindbaarheid van het diaconaat. Diaconale centra in de steden staan open voor iedereen. Migrantenkerken helpen mensen via netwerken die voor anderen onzichtbaar blijven. Het straatpastoraat of ook het Leger des Heils zoekt mensen op plekken waar anderen niet snel komen.

Wat is tegen deze achtergrond nu het tegoed van het ‘gewone’ diaconaat, dus – bijvoorbeeld – van kerkelijke gemeenten binnen de Protestantse Kerk (PKN)? Dat tegoed, of die waarde, is groot. Aan de hand van een onderscheid tussen organisatorisch diaconaat, praktisch diaconaat en theologisch diaconaat kunnen we daar iets van zichtbaar maken. 

 

Organisatorisch diaconaat

De overtuiging dat diaconaat iets wezenlijks is en niet gemist kan worden, voor de ander noch voor de kerk, zit diep in het organisatorische DNA van de kerken die voortkomen uit de Reformatie, zoals de PKN. Vanaf het prille begin zit de diaconie als zelfstandig onderdeel van iedere lokale gemeente via de kerkorde ‘ingebakken’ in de structuur van de kerk, en nog steeds. Zolang deze kerk bestaat, zullen er diakenen zijn: ambts- en taakdragers die steeds opnieuw de vraag naar de ander en zijn of haar nood aan de orde stellen, dichtbij en ver weg. En dat dus al eeuwenlang. Het ‘gewone’ diaconaat wordt niet alleen gedragen door de bevlogenheid, het charisma en de schouders van voortrekkers en individuen, maar ook door minder zichtbare factoren als een kerkorde, de kerkelijke organisatie en het ambt – factoren die de continuïteit van het oecumenische diaconaat ten goede komen. 

 

Praktisch diaconaat

Praktisch gezien, in materiële zin, staat de collecte aan de basis van het diaconaat en de taken van de diaken: het inzamelen, beheren en verdelen van geld en goed onder de armen. Ook dat is een eeuwenoude praktijk die in het ‘gewone’ diaconaat tot op de dag van vandaag wordt voortgezet. Het heeft tevens gezorgd voor een tegoed in letterlijke zin. Van diaconaal vermogen en diaconale fondsen, tot aan bezittingen, legaten aan en landerijen van lokale diaconieën toe – alles is opgebouwd, verkregen en verworven met als doel er te kunnen zijn voor anderen in nood. Veel van de genoemde diaconale centra en andere nieuwe initiatieven in het oecumenische diaconaat worden door dit tegoed mogelijk gemaakt. Tegelijkertijd is het, juist voor ‘gewone’ diaconieën, één van de grote vragen van deze tijd: hoe om te gaan met deze erfenis uit het verleden, nu de toekomst van het ‘gewone’ diaconaat niet langer zo vanzelfsprekend is als voorheen? Voor de Federatie van Diaconieën is dat één van de speerpunten in de komende periode. 

 

Theologisch diaconaat

De onderkenning dat diaconaat niet iets is van vandaag of gisteren maar voortkomt uit een eeuwenoude traditie, opent ook een theologische dimensie. Blijkbaar wist het voorgeslacht zich gegrepen, geroepen, om de dienst aan God steeds opnieuw te verbinden met de dienst aan mensen. Dat kan ook niet anders, denken we dan, zolang tenminste de Bijbelse grondwoorden als barmhartigheid en gerechtigheid worden geproefd en het grote gebod klinkt – en het tweede, dat daaraan gelijk is (Mc. 12, 29-31). Toch moet het steeds maar weer gebeuren, en handen en voeten krijgen; moeten er mensen zijn die, voor een tijd en een plaats, een diaconale taak op zich nemen en zich daadwerkelijk inzetten voor anderen. Dát die mensen er waren, en er nog altijd zijn – dus ‘gewone’ diakenen, die hun taken in trouw en met overtuiging en verantwoordelijkheidsbesef verrichten – is voor het oecumenische diaconaat, en voor allen, een getuigenis van grote waarde.